Distichiasis

 

 

 

Wijziging fokbeleid 19 april 2024

Uit de ECVO geteste Weimaraners kwam naar voren dat de geteste honden op dit moment ongeveer 30% op distichiasis “niet vrij” (lichte vorm) gediagnosticeerd zijn. In Duitsland waar nog veel meer Weimaraners dan in Nederland zijn getest is ongeveer 20% “niet vrij” (lichte vorm) gediagnosticeerd.
Distichiasis is een erfelijke aandoening waarbij één of meerdere extra haren groeien op de ooglidrand of in het oogslijmvlies van de hond. Deze haartjes kunnen irritatie of ontsteking van het oog veroorzaken. Bij een lichte vorm wordt de gradatie t/m 10 haartjes aangehouden, daarna is dit geen lichte vorm meer.
Tijdens de laatste Algemene Ledenvergadering is er met overgrote meerderheid van stemmen besloten dat een Weimaraner die “distichiasis niet vrij” gediagnosticeerd is alleen een dekking aan mag gaan met een partner die “Vrij” gediagnosticeerd is.
Dit impliceert dat in het geval de fok-teef als diagnose “distichiasis niet vrij” heeft, deze enigszins beperkt is in de selectie van de dek-reu. De uitslagen die bekend zijn worden naast het ECVO-onderzoek bij de desbetreffende honden vermeld.

Het komt wel eens voor dat bij het meerdere testen van eenzelfde hond (met een grote tussenperiode) de uitslag van “niet vrij” naar “vrij” gaat en later weer naar “niet vrij. Dit kan voorkomen door verharing en/of manipulatie maar in principe zou een specialist dit wel kunnen zien.
In zulke gevallen blijft de hond voor de fokkerij als “niet vrij ”gediagnosticeerd. Kijk voor nadere uitleg bij de Raad van Beheer op de pagina ECVO.

Hoe distichiasis exact vererft is nog niet aangetoond. Studie heeft wel uitgewezen dat nakomelingen van honden met de diagnose distichiasis “niet vrij x distichiasis niet vrij” veel hogere cijfers geven in de vererving “niet vrij” als een variant hierop.
Om volledig te blijven wil ik vermelden dat het ook (al is het in veel mindere mate) voor komt dat er bij nakomelingen van ouderdieren die “vrij” zijn gediagnosticeerd er bij de nakomelingen soms ook de diagnose “distichiasis niet vrij” voor komt.
Door de genomen beslissing zal de tijd leren of het aantal verervingen van distichiasis (lichte vorm) terug gaat lopen en komt er weer een beslismoment.
In de zaal werd tijdens de ALV gesuggereerd dat er fokkers zijn die deze haartjes epileren zodat hun fokdier dan “vrij” gediagnosticeerd worden. Onze bestuurslid en dierenarts Kimm Bakker vertelde dat een specialist dit eigenlijk zou moeten zien. Vanaf de kant van het bestuur/fokinformatiecentrum vragen wij ons af of je dan goed met je ras bezig bent of dat je dan alleen bezig bent met geld verdienen. Het antwoord laat zich raden.

Wat het bestuur voor heeft is vooral NIET een STEMPEL te zetten op de gediagnosticeerde honden die “niet vrij” (lichte vorm) gediagnosticeerd zijn. Met deze honden hebben het ongemak dat er een paar haartjes groeien op de ooglidrand of in het oogslijmvlies van de hond wat erfelijk is en waar de hond last van kan hebben. De vergelijking wordt gemaakt alsof je een zandkorrel in je oog hebt. Er zijn ook honden waar (zo lijkt het) die hier geen last van schijnen te hebben ondanks de diagnose.

Zoiets kan je negeren of als rasvereniging je best doen om te kijken of het percentage honden terug kunnen brengen. In de Algemene Ledenvergadering is voor het laatste gekozen.

Distichiasis

Is een oogaandoening waarbij de wimpers (oogharen) verkeerd staan of groeien. Bij distichiasis zijn enkele, meerdere of een rij haren op de boven- en/of onderooglidrand aanwezig. Op een normale ooglidrand van de hond zijn geen haren aanwezig.
Er is dan sprake van een abnormale ooghaargroei op de oogleden. Bovendien groeien deze haren zodanig dat ze binnenwaarts, dus naar het oog toe, gericht zijn. Het kan slecht één enkele haar betreffen, maar ook een paar of een hele rij.

Onderstaand de uitleg over distichiasis afkomstig van de IJslandse hondenclub die fokinformatie schreven dat door het uitsluiten van lijders er steeds minder gevallen bij hun voor kwam.

Bij distichiasis zijn er enkele haren, meerdere haren of een rij haren op de boven- en/of onderooglidrand aanwezig. Op een normale ooglidrand van de hond zijn geen haren aanwezig.
Er kunnen 2 verschillende soorten haren voorkomen:
• Zachte haren, deze veroorzaken over het algemeen geen letsel omdat ze in de traanfilm liggen.
• Harde haren, deze geven een verhoogde traanproductie en knijpen met de ogen. Deze haren kunnen het hoornvlies irriteren of zelfs beschadigen. De verhoogde traanproductie kan traanstreepvorming tot gevolg hebben.

Microscoop
De haren zijn zonder loep slecht zichtbaar. Om deze haren op te sporen wordt een spleetlampmicroscoop gebruikt. Het slijmpropje dat zich vaak rond de basis van de haar op de lidrand bevindt, is meestal wel goed zichtbaar. Na verwijdering van het slijm, wordt de haar zichtbaar.

Erfelijk 
Distichiasis wordt als erfelijke aandoening beschouwd, maar de wijze van vererving is nog niet geheel duidelijk (dominant of recessief).
De meest simpele therapie bestaat uit het regelmatig epileren van de haren. Na 3-4 weken komen de haren terug, vaak dikker en stijver dan de oorspronkelijke. Deze methode kan bij alle goed hanteerbare dieren worden toegepast, vaak ook door de eigenaar.
Definitieve verwijdering wordt alleen verkregen door chirurgisch ingrijpen, altijd onder volledige narcose. Dit kan door electrolyse, door middel van een fijn draadje wordt de haarwortel vernietigd, of door cryo (bevriesmethode). Het probleem kan zich later nog herhalen op andere plaatsen waar op dat moment nog geen haartjes zichtbaar waren. Na de operatie zal geen of vrijwel geen littekenvorming optreden. Dat distichiën spontaan verdwijnen is onaannemelijk. Als bij een volgend onderzoek geen distichiën worden gevonden, mag worden aangenomen dat de haar net wordt ‘gewisseld’, is geëpileerd of operatief is verwijderd.

Prognose
De prognose is in het algemeen gunstig. Wel kunnen haarzakjes worden overgeslagen of onzichtbaar zijn bij de eerste behandeling omdat de haar is uitgevallen en de nieuwe haar nog niet is uitgegroeid. Daardoor kunnen de haartjes later weer uitgroeien.
Aangeraden wordt, als er maar een beperkt aantal dieren met deze afwijking is, om ze niet voor de fok te gebruiken.

Met toestemming: IJslandse Hondenclub
Bronnen:
Afd. GGW van de Raad van Beheer
Dr. Gerlinde Janssens, Certifi cate Veterinary
Ophthalmology, België (www.oog-dierenarts.be)
Dr. F.C. Stades, Wageningen